1 Beeld op hoofdlijnen

1.2 Groeisprong Utrecht 2040

Tegelijk met deze Kadernota 2023 ontvangt u van ons het rapport ‘ Groeisprong Utrecht 2040 [1] ’. Dit rapport geeft inzicht hoe de ambities uit de Omgevingsvisie zich de komende jaren financieel kunnen vertalen. Er staat met nadruk ‘kunnen’, want als wij in de glazenbol achttien jaar vooruitkijken, zijn er heel veel onzekere variabelen. Wat doet de rente? Wat betekenen gerechtelijke uitspraken over natuur en stikstof voor het tempo van woningbouw? Kunnen we de mensen vinden om te helpen bij de realisatie van de energietransitie? Hoe groot wordt het Provinciefonds en op basis van welke criteria verdelen we dit jaarlijks bedrag over de provincies?  

Al is het geen exacte voorspelling, het financieel model onder het rapport leidt wel tot inzicht over de bandbreedtes waarbinnen de toekomstige begrotingen zich tot en met 2040 mogelijk gaan begeven uitgaande van de gehanteerde aannames en veronderstellingen. En dat helpt ons bij het maken van investeringsbeslissingen vandaag, de lobby boodschap waarop we gaan inzetten en geeft een basis voor de gesprekken met Europa, Rijk, gemeenten en andere partners. 

Financiële verkenningen van onze ambitieuze opgaven rondom bijvoorbeeld duurzame mobiliteit, of de forse woningbouwopgaven, of de investeringen in de omslag naar hernieuwbare energie, Groen-Groeit-Mee en een gezonde economie laten de lasten in de begroting tot 2040 met zo’n 35 tot 45% groeien, afhankelijk van de gemaakte keuzes. Gemeten in ‘ euro’s-Van-vandaag ’, dus los van inflatie. Daarbij komen mogelijk nog lasten voor opgaven die nadere uitwerking vragen, zoals de opgaven in het landelijk gebied (stikstof, natuur, klimaat, water) en energie. 

Niet al die extra lasten zijn structureel van karakter. Sommige investeringen moeten we eenmalig doen, zoals de aankoop en afwaardering van gronden voor nieuwe natuurgebieden. En ook de eventuele bijdrage aan de onrendabele top van nieuwe woningen hebben een meerjarig incidenteel effect. Dat geldt ook voor een eventuele deelneming in energie-infrastructuur.

Maar er zijn ook structurele lasten, zoals het onderhoud en beheer van die nieuwe natuur. Of de jaarlijkse afschrijving op investeringen in hoogwaardige Openbaar Vervoervoorzieningen en fietspaden. En ook de exploitatie van het openbaar vervoer, of de kosten voor onderhoud en beheer van bus- en tramvoorzieningen zijn structureel van karakter. De structurele begrotingslast zal in de komende achttien jaar dan ook zo maar met 20% tot 25% groeien om al die nieuwe investeringen ook financieel duurzaam te kunnen beheren. TwynstraGudde raamt ze op tenminste € 75 tot € 100 miljoen per jaar [2]

De financiële prognoses laten ook zien dat de autonome groei van het aantal inwoners waarschijnlijk leidt tot hogere belastingopbrengsten, die kunnen oplopen tot structureel € 26 miljoen per jaar in 2040.  
De analyse maakt hoe dan ook een fors financieel tekort zichtbaar van structureel € 50 tot € 75 miljoen ergens in de komende jaren, nog los van de honderden miljoenen voor eenmalige lasten. 

Terecht geven alle twaalf provincies op dit moment aan dat de omvang van het provinciefonds van nu € 2,5 miljard per jaar zal moeten groeien om provincies in staat te stellen in de komende jaren de jaarlijkse kosten van onderhoud, beheer en exploitatie te kunnen betalen van de investeringen die ze nu vaak deels met incidenteel fondsgeld van het Rijk kunnen doen. 

Een stijging van het provinciefonds in de komende jaren naar € 3 tot € 3,3 miljard is daarvoor nodig. Een alternatief is dat provincies een ander belastinggebied krijgen met een potentieel hogere opbrengstcapaciteit. Bijvoorbeeld omdat alle volwassen mensen in de provincie gaan meebetalen aan de voorzieningen en niet alleen de eigenaren van een auto. 
Een alternatief is ook bij te sturen op de huidige structurele begroting van ruim € 400 miljoen of binnen het huidige belastinggebied de opcenten van de motorrijtuigenbelasting extra te verhogen. We kiezen daar op dit moment niet voor.

Wat kan nu? 
De provincie kan nu geen ‘ja’ zeggen tegen de complete aanleg van ‘het Wiel met Spaken’ of de aankoop van duizenden hectare groen. Maar we kunnen wel de eerste stappen maken op weg naar de invulling van onze ambities en autonome ontwikkelingen. 
Ons huidig meerjarenbeeld in de Kadernota 2023 – 2026 eindigt met een positief structureel saldo van baten en lasten van € 9,4 miljoen. En ook in de hierin al opgenomen structurele ruimte voor kapitaalslasten voor openbaar vervoer zit dan nog voor € 3,7 miljoen ruimte voor de dekking van de kapitaalslasten van toekomstige investeringen.  

De provincie kan dan ook zeker in gesprek met enerzijds de regio’s Foodvalley, Amersfoort en U-16 en anderzijds het Rijk om te komen tot een versnellingspakket voor de woningbouw in onze provincie. Wij stellen PS voor dit regionale aanbod voor een gezonde verstedelijking Metropoolregio Utrecht de komende maanden in overleg met regio en Rijk uit te werken. Ons aanbod is dat de Metropoolregio Utrecht tot en met 2030 circa 85.000 nieuwe woningen realiseert. Onze vraag is een rijksbijdrage aan de noodzakelijke investeringen voor fiets- en OV- voorzieningen en wegen in de drie regio’s. Die ramen wij voor Foodvalley, Amersfoort en U-16 op circa € 2,2 miljard. In absolute zin zullen de investeringen in de Regio Utrecht het grootste aandeel vragen; om en nabij 80 % van de investeringen.

De realiteit gebiedt te zeggen dat we ons aanbod doen en de vraag stellen in concurrentie met andere regio’s die een beroep doen op dezelfde schaarse incidentele investeringsgelden van het Rijk. Wij denken dat de regionale bijdrage tussen de 20% en 25 % van het totale investeringsbedrag moet liggen, om een kans te maken op cofinanciering van Rijksmiddelen. De regionale bijdrage moet komen van gemeenten en provincie en wij stellen voor bij de gesprekken als basis te hanteren dat de provincie voor de helft van de regionale bijdrage wil gaan. Hoewel de gesprekken met Rijk en regio nog in de verkennende fasen zitten, komt dit voor de Provincie indicatief neer op € 220 tot € 275 miljoen aan investeringen. Bij een afschrijvingstermijn van 30 jaar komt dit neer op € 7,3 tot € 9,2 miljoen euro per jaar.

Een deel van de plannen zit al in onze begroting [3] en daarom stellen GS u voor € 4 miljoen euro in het meerjarenbeeld te reserveren als dekking voor deze mogelijke extra regionale investeringsbijdrage. En in de besluit-tekst van het statenvoorstel vragen wij u ook mandaat voor het voeren van deze gesprekken.

Met een reservering van € 4 miljoen voor mogelijke toekomstige kapitaalslasten, voor € 3,7 miljoen te dekken uit de ruimte binnen het kapitaalslasten-plafond voor OV, resteert alsdan een positief geprognosticeerd saldo van baten en lasten van € 9,1 miljoen. Een deel daarvan is nodig voor de geprognosticeerde jaarlijkse lasten voor onderhoud, beheer en exploitatie van die nieuwe bezittingen. En een deel houden we gereserveerd voor overige investeringen. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.3 van deze Kadernota.

In deze Kadernota 2023 stellen GS ook voor om afgerond € 50 miljoen te storten in een bestemmingsreserve voor toekomstige investeringen in natuur. Van strategisch bosbeleid tot agrarisch natuurbeheer en van cofinanciering van het Leaderprogramma tot Groen-groeit-mee kunnen dan eerste belangrijke stappen worden gezet. 

Ook voor ondersteuning van onze gemeenten, corporaties en inwonerinitiatieven bij het versnellen van de woningbouwopgaven stellen we voor de extra middelen voor uitvoering van het programma Versnelling Woningbouw vooralsnog tot en met 2026 eenmalig met € 7,6 miljoen te versterken. Van woningbouwplannen waar we komende jaren afspraken over maken, loopt de financiële dekking ervan vaker door tot en met 2026. 

Met onze voorgestelde inzet om samen met de drie regio’s en Rijk te komen tot een gezonde verstedelijking en versterken van groen in de Metropoolregio Utrecht in deze Kadernota menen wij een evenwichtig voorstel te doen voor de investeringsplannen in de gehele provincie. Evenwichtig naar de regio’s en de domeinen waarop de groei zich moet voltrekken. Daarmee zetten we opnieuw belangrijke stappen voorwaarts om de ambities uit de omgevingsvisie te realiseren. Het geeft ons ook tijd om met het Rijk te kijken hoe we samen met andere provincies de armslag kunnen creëren voor verdere investeringen in de toekomst.

[1]  Het rapport ‘Groeisprong Utrecht 2040’ is opgesteld onder de verantwoordelijkheid en redactie van TwynstraGudde en de Rebelgroep en op 15 april 2022 opgeleverd aan GS.
[2]  Management samenvatting rapport ‘Groeisprong Utrecht 2040’ pagina 4.
[3]  Zie de toelichting in paragraaf 3.3 van de Kadernota.

Uitgaande van de Omgevingsvisie, is jaarlijks vanaf 2023 een groot extra budgettair beslag van middelen nodig om alle ambities voor de vijf opgaven te kunnen bekostigen. Dit loopt op tot circa € 170 miljoen per jaar in 2040. In de grafiek is de groei van de begroting opgenomen in de periode 2023 tot en met 2040.
2023 € 124 miljoen
2024 € 106 miljoen
2025 € 107 miljoen
2026 € 115 miljoen
2027 € 119 miljoen
2028 € 121 miljoen
2029 € 123 miljoen
2030 € 126 miljoen
2031 € 128 miljoen
2032 € 128 miljoen
2033 € 136 miljoen
2034 € 144 miljoen
2035 € 152 miljoen
2036 € 150 miljoen
2037 € 166 miljoen
2038 € 168 miljoen
2039 € 170 miljoen
2040 € 172 miljoen

Deze pagina is gebouwd op 06/09/2022 15:30:29 met de export van 06/09/2022 15:26:19