3 Financieel meerjarenperspectief 2023-2026

3.3 Meerjarenperspectief 2030 en 2040

In hoofdstuk 1.9 Financieel beeld 2030 en 2040 is ingegaan op de ontwikkeling van een langetermijnbegroting als onderdeel van het vergroten van het strategisch vermogen. De gepresenteerde tabel bevat een eerste aanzet qua doorrekening van een financieel meerjarenbeeld. Dit is gebaseerd op het doorzetten van het bestaande (structurele) beleid dat is opgenomen in de jaarschijf 2026, aangevuld met het voorgestelde investeringsaanbod aan het Rijk. Voor de uitgangspunten voor de berekeningen op lange termijn wil het college met uw Staten in gesprek via de commissie FAC. Daarin willen we aan de hand van concrete voorbeelden tot een afwegingskader komen op welke wijze er recht kan worden gedaan aan de financiële vertaling van onzekerheden en ontwikkelingen die op de langere termijn worden voorzien. Het reeds ontwikkelde financiële model van de Groeisprong Utrecht 2040 kan daar behulpzaam bij zijn, al ligt daarin de focus op een select aantal thema’s.

Overige onzekerheden en ontwikkelingen op de langere termijn
Bij het opstellen van onderstaand meerjarenperspectief zijn diverse onzekerheden en ontwikkelingen naar voren gebracht die we momenteel nog niet financieel vertaald hebben. Soms is dit wel onderdeel van het rapport Groeisprong Utrecht 2040. Deze niet-limitatieve opsomming geeft een indicatie van toekomstige verwachte extra lasten en baten:

Toekomstige lasten

  • In het separaat bijgevoegde MIP Mobiliteit is in hoofdstuk 6 ‘prognose kapitaallasten’ een mogelijke ontwikkeling van kapitaallasten geschetst van investeringen in het openbaar vervoer, wegen, verkeersveiligheid en de fiets. Indien alle nu bekende studieprojecten op termijn daadwerkelijk worden uitgevoerd voor de ingeschatte bedragen, dan leidt dat tot een extra benodigd kapitaallastenbudget in 2030 van circa € 7 miljoen voor wegen/verkeersveiligheid/fiets, terwijl er bij het openbaar vervoer sprake is van een vrije ruimte van € 3,7 miljoen in 2030. Op de veel langere termijn geldt dat de beschikbare kapitaallastenruimte in het openbaar vervoer toeneemt, maar dat daarbij zij opgemerkt dat voor toekomstige vervangingsinvesteringen van reeds bestaande infrastructuur onzeker is of er dan opnieuw bijdragen van derden (waaronder het Rijk) beschikbaar worden gesteld.
  • Vanuit het Rijk ontvangen we sinds 2008 jaarlijks € 4,95 miljoen ter dekking van kosten die we maken voor beheer- en onderhoud van de traminfrastructuur van de voormalige Bestuursregio Utrecht (BRU). Deze specifieke uitkering (voorheen een decentralisatie uitkering) kent een einddatum van 2033. Over een verlenging van de destijds gemaakte afspraken en randvoorwaarden dient op termijn met het Rijk te worden gesproken.  
  • In deze Kadernota is bij enkele voorstellen aangegeven dat er in de nabije toekomst mogelijk aanvullende middelen benodigd zijn. Dit betreft bijvoorbeeld structurele beheer- en subsidiebedragen voor voorstel 2.2 ‘Investeringen Strategisch bosbeleid’ en voorstel 2.3 ‘subsidiëring natuurbeheer’. Het geldt ook voor de toekomstige cofinanciering ná 2027 voor het GLB-NSP in voorstel 2.4, en mogelijk een aanvullend benodigde behoefte aan OV-exploitatiemiddelen voor voorstel 6.4 ‘Nieuwe concessie vanaf 2026’.
  • In de provinciale begroting zijn daarnaast door uw Staten diverse projecten en programma’s met incidentele middelen gefinancierd. We vormen hiermee geen uitzondering ten opzichte van andere provincies en gemeenten waar dit ook veelvuldig wordt toegepast. Indien dergelijke activiteiten echter een structureel karakter krijgen, dan zal dit leiden tot een aanvullende behoefte aan structurele middelen. Het jaarlijks in de begroting (en jaarrekening) opgenomen overzicht van incidentele baten en lasten geef inzicht in de omvang van de daarmee gepaard gaande bedragen.  

Toekomstige baten

  • In het rapport Groeisprong Utrecht 2040 is een indicatie opgenomen van de toekomstige groei van inkomsten uit het huidige belastinggebied door de verwachte groei van het aantal auto’s waarover opcenten worden geheven. Tevens is daarin aangegeven dat een aanvullende verhoging van het huidige tarief, bovenop de inflatiecorrectie, kan resulteren in extra baten.
  • De mogelijke overgang naar een nieuw belastinggebied, waarover uw Staten een motie heeft aangenomen in de vergadering van 11 mei, heeft de potentie om te leiden tot een groei van de provinciale inkomsten.
  • De herijking van de huidige verdeling van het provinciefonds kan positief uitpakken voor Utrecht. Echter, meer nog willen we inzetten op een groei van de totale omvang van het provinciefonds zoals ook is verwoord in één van de beslispunten in het Statenvoorstel bij deze Kadernota. Een dergelijke groei biedt de mogelijkheid om toekomstige majeure opgaven financieel te dekken.
  • Evenals in de afgelopen jaren verwachten we ook dat in toekomstige jaren er door ons aanspraak gemaakt kan worden op (incidentele) middelen vanuit met name het Rijk en Europa. Dergelijke middelen worden bijvoorbeeld via fondsen, specifieke uitkeringen of in de vorm van deals beschikbaar gesteld. Dit gaat veelal om majeure financiële bedragen.

Aanvullend op de hierboven gegeven schets van toekomstige ontwikkelingen en onzekerheden geldt dat er altijd de mogelijkheid is om binnen de bestaande begroting tot andere keuzes en afwegingen te komen. Dit sluit ook aan bij de mogelijkheden die in het rapport Groeisprong Utrecht 2040 zijn genoemd (pag. 5) om invulling te geven aan de begrotings- en liquiditeitsbehoefte op de langere termijn.

Prognose financieel meerjarenbeeld 2023-2040

2026

2030

2035

2040

Bedragen x € 1.000 (bij saldo bedragen is een "+" een overschot)

Incid.
& struct.

Incid.
& struct.

Incid.
& struct.

Incid.
& struct.

 Financieel meerjarig saldo bestaand beleid begroting 2022

      4.640

      6.290

      6.290

      6.290

Ontwikkeling Provinciefonds

    19.307

    19.307

    19.307

    19.307

Ontwikkkeling Motorrijtuigenbelasting

    17.127

    17.127

    17.127

    17.127

Stelpost indexatie begrotingsbudgetten

   -19.800

   -19.800

   -19.800

   -19.800

Inkomsten Waterschap

         500

         500

         500

         500

Ruimte Kapitaallasten Mobiliteit

    13.155

            -   

            -   

            -   

 A. Subtotaal bijstellingen op het meerjarig saldo  

    30.289

    17.134

    17.134

    17.134

Voorstellen 2023-2026

1. Ruimtelijke ontwikkeling

      3.895

           95

           95

           95

2. Landelijk gebied

      4.081

      4.081

      4.081

      4.081

3. Bodem, water, milieu

            -   

            -   

            -   

            -   

4. Energietransitie

            -   

            -   

            -   

            -   

5. Bereikbaarheid I - Algemeen

      2.006

      2.006

      2.006

      2.006

6. Bereikbaarheid II - Openbaar Vervoer

      7.807

      7.807

      7.807

      7.807

7. Cultuur en erfgoed

           95

           95

           95

           95

8. Economie

         100

         100

         100

         100

9. Bestuur

         660

         660

         660

         660

10. Overzicht Overhead

      1.714

      1.714

      1.714

      1.714

Algemene middelen

     -2.492

     -2.492

     -2.492

     -2.492

 B. Subtotaal intensivering beleid (extra lasten)

    17.866

    14.066

    14.066

    14.066

Groeisprong 2040

Gezonde verstedelijking Metropoolregio Utrecht:

- Kapitaallasten o.b.v. MIRT-verkenning bijdrage van € 85 miljoen

      2.833

      2.833

- Stelpost kapitaallasten investeringen

      4.000

      4.000

- Verwachte toename van exploitatie, beheer- en onderhoudslasten

      6.500

      6.500

Dekking:

- MIRT-verkenning van € 85 miljoen al gedekt als studieproject vanuit huidige kapitaallastenbudget OV

     -2.833

     -2.833

- Verwachte bijdrage van 50% van partners aan toename van exploitatie, beheer- en onderhoudslasten

     -3.250

     -3.250

 C. Subtotaal Groeisprong 2040

            -   

            -   

      7.250

      7.250

Financieel meerjarig saldo ná toevoeging voorgesteld extra budget en ontwikkeling Groeisprong 2040.

    17.063

      9.358

      2.108

      2.108

Bovenstaande prognose van het financieel meerjarenbeeld tot en met 2040 start met het beginsaldo van het bestaand beleid vanuit de begroting 2022-2025. Daarna volgen de actualisaties en bijstellingen zoals ook toegelicht in paragraaf 3.1.1 A. Beginstand Kadernota 2023-2026. Vervolgens zijn de voorstellen met een structureel financieel effect uit hoofdstuk 2 opgenomen. Het meerjarig financieel saldo, inclusief de keuzes die in deze Kadernota 2023-2026 aan uw Staten worden voorgelegd, sluit in de jaren 2030-2040 met een positief saldo van € 9,4 miljoen. Dat is gelijk aan het structureel positieve saldo van het jaar 2026.

Onder Groeisprong 2040 zijn de financiële consequenties opgenomen van het aanbod aan het Rijk voor een gezonde verstedelijking Metropoolregio Utrecht. In paragraaf 1.2 van deze Kadernota ramen wij de mogelijk provinciale bijdrage op van € 220 tot € 270 miljoen. Al eerder heeft uw staten een investeringsbijdrage van € 85 miljoen opgenomen als studieproject in het MIP van Mobiliteit. In de exploitatiebegroting van programma 5 ‘Bereikbaarheid I Algemeen’ hebben wij voor de jaren 2022 en daarna € 70 miljoen gereserveerd voor cofinanciering van lokale investeringen in verkeersveiligheid, fietsvoorzieningen en doorstromingsmaatregelen die nodig zijn om de gewenste woningbouw in met name de regio’s Amersfoort en Foodvalley op korte termijn te realiseren. Dit betekent dat voor gesprekken met regio en Rijk dekking wordt gezocht voor een kapitaallast die past bij een investering van € 115 miljoen. (€ 270 miljoen - € 70 miljoen - € 85 miljoen). Dit betekent bij een afschrijvingstermijn van 30 jaar een extra kapitaallast van afgerond € 4 miljoen per jaar.
Na een eventuele overeenkomst met het Rijk is deze kapitaallast te dekken uit de ruimte in het structurele meerjarenbeeld. Indien de beoogde investering (deels) wordt uitgevoerd in een uitbreiding van het openbaar vervoer netwerk, dan brengt dit ook extra exploitatie, beheer- en onderhoudslasten met zich mee. Die worden op basis van de huidige inzichten ingeschat op circa € 6,5 miljoen. De mate waarin deze lasten voor rekening zullen komen voor de provincie is onderdeel van het te voeren gesprek met het Rijk en de regio, en is om die reden voor 50% vertaald in het hiervoor genoemde financiële meerjarenperspectief.

Deze pagina is gebouwd op 06/09/2022 15:30:29 met de export van 06/09/2022 15:26:19