1 Beeld op hoofdlijnen

1.6 Bijsturingsvoorstellen

In deze Kadernota wordt ingezet op belangrijke opgaven voor de toekomst; Wonen, Groen en Mobiliteit. Dit zal veel extra middelen vragen. Bij de jaarrekening 2021 constateerden we ook dat de Provincie uiteindelijk fors minder uitgaf dan begroot. En hoewel er vaak aanwijsbare redenen waren voor de vertraging of onderbesteding, en sommige uitgaven net iets later in de tijd alsnog gedaan worden, zien we het verschijnsel van onderbesteding al meerdere jaren terug in de jaarrekeningen. Op uw verzoek doet GS dan ook voorstellen tot bijsturing binnen de huidige begroting. Bij de beoordeling van de vele voorstellen zijn daarbij de volgende keuzes gemaakt:

Extra benodigde formatie
In de voorstellen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 is in een aantal programma’s extra benodigde formatie opgenomen voor de uitvoering van de beleidsdoelen. Het gaat hierbij om 24 fte extra met een geraamde loonsom van circa € 2,6 miljoen. De dekking van deze extra noodzakelijke formatie wordt concernbreed gezocht binnen de beschikbare materiële- en of personele budgetten van de programma’s. Ofwel; hier wordt budgettair neutraal bijgestuurd. De concrete verwerking geschiedt in de programmabegroting 2023.

Beperkte indexering budgetten
De hoge inflatie van dit moment raakt direct de inzet en uitvoering van budgetten in onze begroting. Het Centraal Planbureau raamt in haar update ‘verkenningen middellange termijn’ van maart 2022 een algemeen jaarlijks indexcijfer tot en met 2025 van 2,9% en daarna van 2,1%. Als de inflatie zich in de komende jaren zo zou  voltrekken zou een budget van € 100 in 2022 moeten groeien tot € 111,2 in 2026 om dezelfde ‘koopkracht’ te hebben. Toch stellen wij voor de materiële budgetten binnen onze begroting in het meerjarenbeeld nu niet te indexeren. Gekozen is om de indexering van deze budgetten op te lossen binnen de bestaande middelen.

Voor de overige budgetten zoals loonkosten is de stelpost loon- en prijscompensatie opgehoogd. Voor de investeringsprojecten die in uitvoering zijn genomen en nog niet zijn afgerond heeft in lijn met de nieuwe Nota Investeren een indexering plaatsgevonden van de kapitaalslasten.

Taakstelling € 2,4 miljoen
De structurele taakstelling van € 2,4 miljoen vanaf 2023, vastgesteld door uw Staten in de Kadernota 2022-2025 en bij de begroting 2022, wordt concreet ingevuld in de programmabegroting 2023.

Voorstellen 2023-2026
Omdat in 2023 de nieuwe Statenperiode begint, is ervoor gekozen dit jaar alleen voorstellen op te nemen in de Kadernota die naar onze mening onontkoombaar zijn. Alle voorstellen zijn hierop beoordeeld. Daarbij is ook de keuze gemaakt om sommige verzoeken om extra middelen niet mee te nemen, maar hier ruimte te laten aan een nieuw college van GS en een PS, om hun eigen beleid en richting te bepalen. In paragraaf 3.3 Meerjarenperspectief 2030 en 2040 geven wij nader inzicht in mogelijke ontwikkelingen op de langere termijn die kunnen leiden tot hogere lasten en/of baten, maar nu nog niet zijn vertaald in het financieel meerjarenperspectief. Naast de onontkoombare voorstellen zijn ook voorstellen opgenomen om middelen te reserveren in bestemmingsreserves omdat het bestedingsritme daarvan momenteel nog niet vertaald kan worden naar concrete jaarschijven.

Hybride werken
Aan het begin van deze statenperiode heeft u bij de begroting 2020 besloten tot uitbreiding van de vaste formatie  van de provincie met ongeveer 100 fte. Deze medewerkers zijn inmiddels daadwerkelijk bij ons in dienst gekomen en zij vragen daarmee ook om extra werkplekken. In 2020 was de gedachte dat wij hiervoor enkele leeggekomen verdiepingen in ons pand zouden betrekken met de eigen medewerkers. Door de opgedane ervaringen met het thuiswerken door de lockdown-maatregelen vanwege het COVID-19 virus, zetten wij momenteel echter in op een vorm van hybride werken. De medewerkers werken deels thuis en deels op kantoor. Dit vraagt wel investeringen in de inrichting van onze kantoren en de audiovisuele apparatuur en ICT ondersteuning. Ook vraagt het investeringen in voorzieningen bij de medewerkers thuis. Anderzijds zijn er lagere kosten voor woon-werkverkeer en hoeven we minder verdiepingen beschikbaar te houden voor onze eigen organisatie en kunnen we op termijn meer verdiepingen verhuren dan we anders zouden hebben gedaan. Feitelijk en organisatorisch is dit echter wel een forse bijsturingsmaatregel die het nodige zal vragen van onze organisatie. Door de keuze het komend jaar drie verdiepingen beschikbaar te stellen voor de huisvesting van vluchtelingen uit Oekraïne is dit vraagstuk organisatorisch gecompliceerder geworden.

Extra baten in 2022 vooruitlopend op de Zomernota 2022
Op 28 januari 2022 heeft de minister van BZK een brief gestuurd naar de Tweede Kamer en het IPO. Daarin geeft zij o.a. inzicht in de compensatie gederfde opcenten als gevolg van vrijstelling MRB elektrische voertuigen in 2022. Voor Utrecht behelst dit een incidenteel voordeel van € 13,5 miljoen, waar in de begroting nog geen rekening was gehouden. Wij hebben deze meevaller betrokken bij de dekking van een te vullen OV reserve van € 50 miljoen voor de teruggelopen reizigers-opbrengsten. Dit wordt in hoofdstuk 2 bij het programma 6 Bereikbaarheid OV verder toegelicht.

Gesprek met het Rijk: artikel 2 Financiële Verhoudingswet
De Financiële verhoudingswet (Fvw) regelt de financiële betrekkingen tussen het Rijk en provincies en gemeenten. In de wet worden de regels en eisen aan de verschillende uitkeringstypen geregeld waarmee middelen aan decentrale overheden worden verstrekt. Het tweede artikel van deze wet luidt als volgt:

  1. Indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten, wordt in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten zijn.
  2. In de toelichting wordt tevens aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies of gemeenten kunnen worden opgevangen.
  3. Over de toepassing van het eerste en tweede lid vindt tijdig overleg plaats met Onze Ministers.

Als er verwezen wordt naar dit artikel uit deze Fvw, dan wordt daarmee bedoeld dat het Rijk voldoende (structurele) middelen beschikbaar dient te stellen voor de taken die provincies en gemeenten in opdracht van het Rijk uitvoeren. Het eerder aangehaalde rapport van de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) over de compensatie voor derving van opcenten als gevolg van de MRB-vrijstelling voor elektrische voertuigen is bijvoorbeeld gebaseerd op dit wetsartikel.

In het Statenvoorstel bij deze Kadernota wordt het college opgedragen om het gesprek met het Rijk aan te gaan over een aantal taken waarvan wij van mening zijn dat er onvoldoende middelen ter beschikking zijn of worden gesteld. Met betrekking tot de drie grote transities in het ruimtelijk domein (natuur/landelijk gebied, wonen/bereikbaarheid, en energie/klimaat) dringt ook het IPO aan op het uitvoeren van een dergelijk onderzoek om op die manier ook de samenhang tussen de opgaven beter in (financieel) beeld te krijgen. De brief die het IPO hierover aan het Rijk (BZK, Financiën en I&W) heeft gestuurd is als bijlage gevoegd bij de Statenbrief ‘Proces nieuwe financieringssystematiek provincies’ die gelijktijdig met deze Kadernota aan uw Staten is toegestuurd.

Deze pagina is gebouwd op 06/09/2022 15:30:29 met de export van 06/09/2022 15:26:19