In de volgende tabel wordt de opbouw van de beginstand Kadernota 2023-2026 in detail weergegeven en vervolgens toegelicht.
|
---|
Toelichting op de hierboven genoemde standen en bijstellingen :
Saldo begroting 2022-2025 (exclusief verrekening met de saldireserve)
Op 8 november 2021 heeft uw Staten de Programmabegroting 2022-2025 vastgesteld. Het saldo van het financieel meerjarenperspectief incidenteel en structureel is het vertrekpunt voor de Kadernota 2023-2026.
In 2023 was het saldo incidenteel € 2,7 miljoen tekort en structureel € 0,2 miljoen positief. In de Programmabegroting 2022-2025 zijn de saldi verrekend met de saldireserve. In de Kadernota worden de saldi opgenomen vóór de verrekening met de saldireserve.
Na vaststelling van de Programmabegroting 2022 is er een aantal ontwikkelingen geweest die effect hebben op het saldo van de begroting. Deze worden hierna toegelicht.
Actualisaties
- Provinciefonds September- en decembercirculaire provinciefonds
Bij de berekening van het financieel meerjarenperspectief in de Kadernota wordt uitgegaan van de september- en decembercirculaire 2021 van het provinciefonds. Over de mutaties is uw Staten apart geïnformeerd met de statenbrieven van 2 november 2021 (823960E3) en 25 januari 2022 (823F56E9). De mutatie in het jaar 2026 van € 12 miljoen van de uitkering provinciefonds komt door de toevoeging van de nieuwe jaarschijf in het meerjarenperspectief. Dit is de mutatie ten opzichte van 2025.
- Provinciefonds Maartbrief
Op 6 april is door het ministerie van BZK een ‘Maartbrief’ gepubliceerd. Daarin is inzichtelijk gemaakt wat de financiële effecten zijn voor de gemeenten en provincies naar aanleiding van het coalitieakkoord van Rutte-IV. De daarin gemaakte afspraken waren immers nog niet verwerkt in de september- of decembercirculaire. In de Maartbrief is inzichtelijk gemaakt wat het financiële effect is per inwoner van een provincie of gemeente. Omdat er omvangrijke middelen zijn opgenomen in het coalitieakkoord, die via de trap-op-trap-af systematiek ook leiden tot een grotere omvang van het provinciefonds, wordt er uitgegaan van een positieve bijstelling van het accres voor de jaren t/m 2026 ten opzichte van de stand zoals die was opgenomen in de septembercirculaire. Door het ministerie is een nadrukkelijk voorbehoud gemaakt dat de definitieve effecten pas bekend worden in de meicirculaire. Die wordt gepubliceerd na de Voorjaarsbegroting van het Rijk.
Zichtbaar is dat het accres behoorlijk oploopt t/m 2025, en daarna veel minder groeit. De oorzaak hiervan is dat het accres van het provincie- en gemeentefonds vanaf dat jaar is vastgezet op + € 1 miljard.
- Provinciefonds compensatie Zeeland
In de provinciale begroting t/m 2022 is rekening gehouden met de onderling gemaakte afspraak tussen de provincies dat de provincie Zeeland een compensatie ontvangt voor het gegeven dat zij te weinig middelen uit het provinciefonds ontvangt. De reden daarvoor is dat de negatieve maatstaf ‘eigen vermogen’ bij de provincie Zeeland te hoog is. Zij ontvangen daardoor minder middelen uit het provinciefonds, en dat komt ten gunste van de andere provincies. Reeds enkele jaren is de afspraak dat Zeeland daarvoor wordt gecompenseerd, zoals wij aan uw Staten hebben toegelicht in de Kadernota 2019. Met de aanstaande herijking van het provinciefonds zou dit opgelost moeten worden, maar wij verwachten dat die herijking pas vanaf 2024 wordt geëffectueerd. Om die reden is voor het jaar 2023 de eerder gemaakte afspraak incidenteel doorgetrokken.
- Provinciefonds meicirculaire prijs- en looncompensatie
De meicirculaire wordt nagenoeg gelijktijdig gepubliceerd met de provinciale Kadernota 2023-2026. Die effecten zijn daarom niet verwerkt in deze Kadernota. Onzeker is wat de financiële effecten zullen zijn voor Utrecht die uit de meicirculaire komen. Zie ook de hiervoor opgenomen toelichting onder ‘provinciefonds Maartbrief'. De stijgende kosten voor allerlei prijzen en lonen zullen naar verwachting ook hun doorwerking hebben op de Rijksbegroting. En daarmee dus ook op de omvang van het provinciefonds via de trap-op-trap-af systematiek. Het is echter hoogst onzeker welke afspraken er op Rijksniveau gemaakt gaan worden, zeker gezien alle majeure financiële tegenvallers bij het Rijk waarover momenteel wordt gesproken in aanloop naar de Voorjaarsbegroting. Om die reden is hier vooralsnog ‘pm’ ingevuld.
- Herijking provinciefonds
De besluitvorming over de herijking van het provinciefonds is voorzien in het kalenderjaar 2022, waarna dit vervolgens vanaf boekjaar 2024 of later verwerkt gaat worden. Via het IPO zijn we hier nauw bij betrokken. Het is nog onzeker op welke wijze de herijking van het provinciefonds wordt vormgegeven en wat de financiële effecten daarvan zullen zijn voor de provincie Utrecht. Om die reden is hier vooralsnog ‘pm’ ingevuld.
- Opbrengsten opcenten MRB
De hogere inflatie leidt in toekomstige jaren ook tot een hoger toe te passen inflatiecijfer op het tarief van de opcenten. Het verschil tussen het nu bekende inflatiecijfer en waarmee werd gerekend in de vorige begroting leidt tot een toename van de verwachte opbrengst.
- Compensatie Rijk derving opcenten MRB elektrische auto's
In de Voorjaarsrapportage 2022 van het Rijk zal de compensatie van de derving van opcenten worden verwerkt. Via het IPO is inzicht verkregen in de voorgestelde verdeling van deze compensatie per provincie. Die verdeling is in lijn met de berekening zoals die in het rapport van de Raad van Openbaar Bestuur is gehanteerd. En op basis van dat rapport is het totale bedrag (€ 124 miljoen per jaar voor 2022, 2023 en 2024) gebaseerd. Omdat deze compensatie een einddatum heeft van 2024 wordt door de provincies de lijn gehanteerd dat dit wordt gezien als incidentele baten.
- Opbrengsten opcenten MRB zuinige auto's
Onder de huidige wetgeving van het Rijk geldt dat elektrische auto's geheel, en zuinige auto's gedeeltelijk, zijn vrijgesteld van het betalen van MRB. En daarmee dus ook voor de provinciale opcenten op de MRB. Deze afspraak geldt tot en met 2024. Vanaf 2025 wordt de korting beperkt tot 25% en vanaf 2026 is er geen korting meer. Uiterlijk in 2024 vindt besluitvorming door het Rijk plaats over de vraag of de huidige vrijstelling wordt verlengd. In deze Kadernota zijn we er alvast vanuit gegaan dat de zuinige auto's weer onder de heffing worden gebracht van de MRB en daarmee dus ook provinciale opcenten gaan betalen. In Utrecht gaat het om circa 24.000 elektrische auto's en ruim 12.500 hybride auto's (peildatum heden).
- Stelpost loon/prijscompensatie
De diverse toe te passen indexcijfers zijn geactualiseerd op basis van de CEP-raming van maart. Door alle ontwikkelingen in de wereld (Oekraïne) heeft dit geleid tot een forse stijging van de toe te passen indexcijfers. Dit leidt tot een substantiële verhoging van de stelpost voor lonen en prijzen. In deze stelpost zijn de volgende onderdelen opgenomen:
- Lonen op basis van de formatie uit algemene middelen ( niet formatie uit materiële middelen);
- Subsidies van partnerorganisaties verdeeld naar loon/prijseffect ( niet alle subsidies);
- Voormalige decentralisatie uitkering Verkeer en Vervoer waaruit met name de concessievergoeding openbaar vervoer wordt gedekt;
- Beperkte stelpost voor stijging prijzen contractafspraken ( niet alle materiële budgetten).
- Inkomsten Waterschappen
Jaarlijks ontvangt de provincie een bijdrage van het waterschap voor agrarisch natuurbeheer. Deze bijdrage van € 0,5 miljoen was niet in de meerjarenbegroting opgenomen en wordt daarom als meerjarige bijstelling verwerkt in deze Kadernota.
- Ruimte plafond kapitaallasten Mobiliteit
In de meerjarenbegroting 2023-2026 zijn als structurele last de verwachte kapitaallasten opgenomen voor Wegen en Openbaar Vervoer. Deze structurele last is gebaseerd op het eerder door uw Staten ingestelde plafond aan kapitaallasten. Wanneer de totaal verwachte kapitaallasten lager zijn dan het plafond, dan leidt dit tot een verlaging van de structurele kapitaallasten voor dat jaar. In lijn met de gemaakte afspraken in de Nota Investeren (2022) is de vrijval van kapitaallasten in de laatste jaarschijf van dit meerjarenperspectief (2026) opgenomen als incidentele bijstelling. Daarmee is inzichtelijk dat het huidige budget voor kapitaallasten structureel gedekt is. De opgenomen bedragen zijn gebaseerd op het Meerjaren investeringsplan (MIP) Mobiliteit die gelijktijdig met deze Kadernota aan uw Staten ter besluitvorming wordt voorgelegd.